ALGEMEEN
Schuttersgilde Sint-Sebastiaan is ontstaan in het begin van de 16 de eeuw. Door de onveilige toestanden in die tijd, grepen vele lieden naar de wapens om have en goed te verdedigen. Op vele plaatsen werden toen schuttersgilden opgericht. Het lag voor de hand dat de met pijlen doorboorde martelaar, Sint-Sebastiaan, de patroon werd van de meeste schuttersgilden.
Rond de jaren 1900 heeft de Gilde opgehouden te bestaan. Op 26 februari 1956 werd de gilde, na een onderbreking van meer dan 50 jaren, heropgericht. De schuttersgilde sloot zich aan bij de Bond Maas en Kempen en nam deel aan de schiet– en korpswedstrijden. Met onze zeer verzorgde en elegante historische uniformen uit de tijd van Rembrandt, oogstten we veel succes in binnen- en buitenland. Op wedstrijden en op O.L.S.-feesten vielen we jaar na jaar in de prijzen.
Onze Gilde heeft door de jaren heen meerdere hoogtepunten gekend. Denken we aan het feit dat op 5 juni 1977 één van onze leden zich tot Europees koning schoot. Mathieu Janssens speelde dit klaar te Nijmegen. Je kunt je voorstellen hoe fier de Brogelse gemeenschap was op onze gildebroeder. Bovendien had onze Gilde de eer om het derde Europees koningschieten te organiseren op 26 en 27 mei 1979 te Peer. Het absolute hoogtepunt kwam er in 1987 toen ons zestal op 11 juli in Kinrooi het O.L.S. won. In een zinderende finale versloeg het zestal uit Grote-Brogel zijn rivalen uit Nederlands-Limburg. Een jaar later, op zondag 3 juli organiseerde schuttersgilde Sint-Sebastiaan op grootse wijze het O.L.S. 1988 en legde de basis voor een onvergetelijk schuttersfeest. Op 19 september 1999 wisten onze dames schutters de hoofdvogel af te schieten op het L.D.S. te St. Huibrechts-Lille en hiermee gepaard gaand organiseerden we op 17 september 2000 het Limburgs-Dames-Schuttersfeest.
Momenteel bestaat de Gilde uit 45 gekostumeerde leden. Wat men vandaag van de middeleeuwse gilden heeft overgehouden is vooral het woord “broederschap”, wat duidt op samenhorigheid, trouw, hulpvaardigheid en kameraadschap. Maar ook folklore, presentatie en traditie zijn uitgesproken kenmerken van onze Gilde. Een Gilde die gegroeid is binnen een dorp en zo een culturele bijdrage levert aan onze gemeenschap. Een Gilde die deel uitmaakt van het cultuurpatrimonium in Peer. Een Gilde waar elke Perenaar terecht fier op mag zijn!
Rond de jaren 1900 heeft de Gilde opgehouden te bestaan. Op 26 februari 1956 werd de gilde, na een onderbreking van meer dan 50 jaren, heropgericht. De schuttersgilde sloot zich aan bij de Bond Maas en Kempen en nam deel aan de schiet– en korpswedstrijden. Met onze zeer verzorgde en elegante historische uniformen uit de tijd van Rembrandt, oogstten we veel succes in binnen- en buitenland. Op wedstrijden en op O.L.S.-feesten vielen we jaar na jaar in de prijzen.
Onze Gilde heeft door de jaren heen meerdere hoogtepunten gekend. Denken we aan het feit dat op 5 juni 1977 één van onze leden zich tot Europees koning schoot. Mathieu Janssens speelde dit klaar te Nijmegen. Je kunt je voorstellen hoe fier de Brogelse gemeenschap was op onze gildebroeder. Bovendien had onze Gilde de eer om het derde Europees koningschieten te organiseren op 26 en 27 mei 1979 te Peer. Het absolute hoogtepunt kwam er in 1987 toen ons zestal op 11 juli in Kinrooi het O.L.S. won. In een zinderende finale versloeg het zestal uit Grote-Brogel zijn rivalen uit Nederlands-Limburg. Een jaar later, op zondag 3 juli organiseerde schuttersgilde Sint-Sebastiaan op grootse wijze het O.L.S. 1988 en legde de basis voor een onvergetelijk schuttersfeest. Op 19 september 1999 wisten onze dames schutters de hoofdvogel af te schieten op het L.D.S. te St. Huibrechts-Lille en hiermee gepaard gaand organiseerden we op 17 september 2000 het Limburgs-Dames-Schuttersfeest.
Momenteel bestaat de Gilde uit 45 gekostumeerde leden. Wat men vandaag van de middeleeuwse gilden heeft overgehouden is vooral het woord “broederschap”, wat duidt op samenhorigheid, trouw, hulpvaardigheid en kameraadschap. Maar ook folklore, presentatie en traditie zijn uitgesproken kenmerken van onze Gilde. Een Gilde die gegroeid is binnen een dorp en zo een culturele bijdrage levert aan onze gemeenschap. Een Gilde die deel uitmaakt van het cultuurpatrimonium in Peer. Een Gilde waar elke Perenaar terecht fier op mag zijn!
ONZE GILDE

Geschiedenis van onze gilde voor de heroprichting.
De onveilige toestanden in de Kempen op het einde van de 16de eeuw en in het begin van de 17de eeuw brachten vele lieden ertoe naar de wapens te grijpen om have en goed te verdedigen. In die periode zijn er op vele plaatsen in de Kempen schansen ontstaan. Krachtens de verordening van prinsbisschop Ernest van Beieren (1587) werd de burgerwacht georganiseerd, een groep van weerbare burgers, die in de archiefbronnen doorgaans “huislieden” worden genoemd. Op heel wat plaatsen werden toen ook de schuttersgilden opgericht. Het was immers duidelijk dat men zich met vuurwapens doeltreffend kon verdedigen tegen rondzwervende soldaten en tegen rovers die het platteland onveilig maakten. In die jaren werd vermoedelijk ook de Sint-Sebastiaansgilde van Grote-Brogel gesticht.
De zilveren vogel aan de koningsbreuk werd, luidens het opschrift, geschonken door pastoor Laurentius Cloets, die van 1606 tot 1635 pastoor was van de St.-Trudo parochie te Grote-Brogel. De gekroonde papegaai met opgerichte vleugels en drievoudige staart is alleszins het oudste bewijsstuk waarover de St.-Sebastiaansgilde beschikt.
De onveilige toestanden in de Kempen op het einde van de 16de eeuw en in het begin van de 17de eeuw brachten vele lieden ertoe naar de wapens te grijpen om have en goed te verdedigen. In die periode zijn er op vele plaatsen in de Kempen schansen ontstaan. Krachtens de verordening van prinsbisschop Ernest van Beieren (1587) werd de burgerwacht georganiseerd, een groep van weerbare burgers, die in de archiefbronnen doorgaans “huislieden” worden genoemd. Op heel wat plaatsen werden toen ook de schuttersgilden opgericht. Het was immers duidelijk dat men zich met vuurwapens doeltreffend kon verdedigen tegen rondzwervende soldaten en tegen rovers die het platteland onveilig maakten. In die jaren werd vermoedelijk ook de Sint-Sebastiaansgilde van Grote-Brogel gesticht.
De zilveren vogel aan de koningsbreuk werd, luidens het opschrift, geschonken door pastoor Laurentius Cloets, die van 1606 tot 1635 pastoor was van de St.-Trudo parochie te Grote-Brogel. De gekroonde papegaai met opgerichte vleugels en drievoudige staart is alleszins het oudste bewijsstuk waarover de St.-Sebastiaansgilde beschikt.

Op 6 december 1648 was de schutterij van Grote-Brogel, als vereniging van weerbare mannen, samen met andere schutters en huislieden uit de omliggende dorpen, betrokken bij de veldslag op de Donderslag te Meeuwen. Huislieden en schuttersgilden vochten er onder leiding van Caspar van Kieverberch (1591-1651) van Opoeteren tegen de meer geoefende en beter bewapende Lorreinse troepen onder commando van hertog Henri de Longueville (1595-1663). De strijd was erg ongelijk, zodat de Kempense schutters en huislieden een zware nederlaag leden. Er werden 381 doden en 390 gekwetsten geteld. Dries Geussens, schepen, en Huib Nelis en Thijs Weltens uit Grote-Brogel sneuvelden er. Ook werden 8 dorpsgenoten gekwetst. De vierendertig gevangenen moesten gezamenlijk een losgeld van 2028 gulden betalen. Of zij leden van de St.-Sebastiaangsgilde dan wel huislieden waren, is niet bekend. De nederlaag en het menselijke leed dat er mee gepaard ging, hebben zonder twijfel een gevoelige weerslag gehad op het schutterswezen in de Noorderkempen. De situatie in Grote-Brogel kan bij gebrek aan bewijsmateriaal niet worden gepeild, maar men mag aannemen, dat ook de St.-Sebastiaansgilde onder die noodlottige gebeurtenis heeft geleden. In het begin van de 18de eeuw was de schutterij aan een reorganisatie toe.
Een nieuw schuttersboek werd in 1710 aangelegd en in 1712 werd een kopie van het oude gilde-reglement of de “caerte” gemaakt. De schutterij had in 1739 achtenvijftig leden. In 1763 werd nogmaals de oude “caerte” op perkament gekopiëerd. Bovenaan werd Sint-Sebastiaan, beschermheilige van de schutterij, afgebeeld op een openbloeiende roos. De randen van het document werden met bloemversieringen opgesmukt. De fraaie uitvoering van de “caerte” getuigd van de eerbied die de schutters jegens hun reglement hadden. Het stuk werd beschouwd als de officiële tekst van de gildewet, die op de teerdagen der gilde werd voorgelezen, namenlijk op Drievuldigheidszondag, waarop de vogelschieting plaatsvond, op de zondag voor St.-Jan de Doper (24 juni), wanneer er ommegang was, op St.-Annadag (26 juni) en uiteraard op het feest van St.-Sebastiaan (20 januari). Opvallend is dat de opstellers van het schuttersreglement niet de termen ‘gilde’ of ‘schutterij’, maar steeds het woord ‘broederschap’ gebruiken om de St.-Sebastiaansgilde aan te duiden. In de context blijkt dat daarmee een nauwe vriendschappelijke betrekking op christelijke grondslag werd beoogd. De verbondenheid met de Kerk, die in de jaarmissen en bij het overlijden van een gildebroeder op de voorgrond trad en de beteugeling van dronkenschap, onenigheid en vechtpartijen, die een gevaar waren voor de broederschap, moesten de basiswaarden van de schuttersgilde waarborgen. Samen met de christelijke grondgedachte was de jaarlijkse koningschieting een wezenlijk element van het gildeleven. Niet alleen het schieten van de vogel, maar ook de rol van de koning die het schietspel won, worden in de ‘caerte’ duidelijk omschreven.
Een nieuw schuttersboek werd in 1710 aangelegd en in 1712 werd een kopie van het oude gilde-reglement of de “caerte” gemaakt. De schutterij had in 1739 achtenvijftig leden. In 1763 werd nogmaals de oude “caerte” op perkament gekopiëerd. Bovenaan werd Sint-Sebastiaan, beschermheilige van de schutterij, afgebeeld op een openbloeiende roos. De randen van het document werden met bloemversieringen opgesmukt. De fraaie uitvoering van de “caerte” getuigd van de eerbied die de schutters jegens hun reglement hadden. Het stuk werd beschouwd als de officiële tekst van de gildewet, die op de teerdagen der gilde werd voorgelezen, namenlijk op Drievuldigheidszondag, waarop de vogelschieting plaatsvond, op de zondag voor St.-Jan de Doper (24 juni), wanneer er ommegang was, op St.-Annadag (26 juni) en uiteraard op het feest van St.-Sebastiaan (20 januari). Opvallend is dat de opstellers van het schuttersreglement niet de termen ‘gilde’ of ‘schutterij’, maar steeds het woord ‘broederschap’ gebruiken om de St.-Sebastiaansgilde aan te duiden. In de context blijkt dat daarmee een nauwe vriendschappelijke betrekking op christelijke grondslag werd beoogd. De verbondenheid met de Kerk, die in de jaarmissen en bij het overlijden van een gildebroeder op de voorgrond trad en de beteugeling van dronkenschap, onenigheid en vechtpartijen, die een gevaar waren voor de broederschap, moesten de basiswaarden van de schuttersgilde waarborgen. Samen met de christelijke grondgedachte was de jaarlijkse koningschieting een wezenlijk element van het gildeleven. Niet alleen het schieten van de vogel, maar ook de rol van de koning die het schietspel won, worden in de ‘caerte’ duidelijk omschreven.
Hier klikken om te bewerken.Het verenigingsleven, dat tijdens de Franse Revolutie verboden was en uiteraard ook de schutterijen trof, hernam in de 19de eeuw zijn oude levenskracht. Tijdens het Hollands Bewind werden de schutterijen door koning Willem I officieel erkend. Op 11 april 1827 verscheen zelfs een “Wet op de Schutterijen”.
Na die wettelijke regeling werden de schuttergilden geleidelijk heropgericht. In Grote-Brogel moet dat ook in het tweede kwart van de 19de eeuw gebeurd zijn, want aan de breuk hangt een keizersplaat van 1840. Tegen het einde van de eeuw groepeerde de St.-Sebastiaansgilde ruim honderd leden. De schutters droegen geen uniform, maar wel een geel-rode sluier. Als wapens hanteerden zij zware geweren (bovenladers), gesmede lansen, sabel en piek. Op het grondgebied van Grote-Brogel stonden toen 3 schietbomen. Hoewel de St. Sebastiaansgilde in de 19de eeuw een flinke heropleving had gekend en zelfs aan enkele schuttersfeesten, o.a. te Stramproy, had deelgenomen, hield ze omstreeks begin jaren 1900 op te bestaan.
Na die wettelijke regeling werden de schuttergilden geleidelijk heropgericht. In Grote-Brogel moet dat ook in het tweede kwart van de 19de eeuw gebeurd zijn, want aan de breuk hangt een keizersplaat van 1840. Tegen het einde van de eeuw groepeerde de St.-Sebastiaansgilde ruim honderd leden. De schutters droegen geen uniform, maar wel een geel-rode sluier. Als wapens hanteerden zij zware geweren (bovenladers), gesmede lansen, sabel en piek. Op het grondgebied van Grote-Brogel stonden toen 3 schietbomen. Hoewel de St. Sebastiaansgilde in de 19de eeuw een flinke heropleving had gekend en zelfs aan enkele schuttersfeesten, o.a. te Stramproy, had deelgenomen, hield ze omstreeks begin jaren 1900 op te bestaan.
Onze gilde vanaf de heroprichting in 1956 tot op heden.
Het groot gildefeest te Kaulille, op zondag 1 augustus 1954, naar aanleiding van het 400-jarig bestaan van de plaatselijke St.-Jorisgilde, was voor enkele inwoners van Grote-Brogel, die het schuttersfeest meemaakten, een aansporing om ook in eigen dorp de aloude St.-Sebastiaansgilde te doen herleven. De pioniers waren: Jozef Dirckx, hoofdonderwijzer, Gerard Brebels, Henri Wyers, Henri Gijbels en Henri Simons. Na een onderbreking van ruim vijftig jaar werd door hen op 26 februari 1956 de schutterij in Grote-Brogel heropgericht. Hun initiatief werd gesteund door Theo Dirkx en Henri Vanbussel, respectievelijk kapitein en buksmeester van de St.-Jorisgilde van Kaulille.
De St.-Sebastiaansgilde, aangesloten bij de Bond van Schutterijen ‘Maas en Kempen’, werd geleid door voorzitter Jozef Dirckx en telde 22 leden. De eerste vogelschieting had plaats op 27 mei 1956 en het was Gerard Brebels, die na een felle strijd de koningstitel veroverde. |
Bij die gelegenheid werd de gilde weer in het bezit gesteld van het koningszilver, dat sinds de opheffing van de schutterij door het provinciebestuur te Hasselt werd bewaard. In 1957 werd een nieuwe buks aangekocht. Datzelfde jaar werd ook een trommelkorps van 15 leden opgericht. De schutters droegen aanvankelijk een historisch uniform uit de tijd van Pieter Breugel, dat echter in 1963 werd vervangen door de gereconstrueerde kostumering van een middeleeuwse schutter.
Deze historische klederdracht werd ontworpen door de Brugse kunstenaar Arno Brys. De St.-Sebastiaansgilde oogstte er veel succes mee zowel in eigen land, n.l. in Brussel, Antwerpen, Brasschaat, Haacht, Halen, Heks, Bokrijk,.. als in het buitenland, n.l. in Keulen en Linnich (Duitsland) en in Helden, Weert en Maastricht... Bovendien nam de schutterij sinds 1957 jaarlijks deel aan het Oud Limburgs Schuttersfeest. Vooral in de nevenwedstrijden werden heel wat eervolle prijzen gewonnen. In 1972 werden de uniformen vervangen door de kostumering van een schuttersgilde ten tijde van Rembrandt. De nieuwe gildekleding, waarmee de schutterij in binnen-en buitenland veel bijval oogstte, werd door pater Geroen De Bruycker (Vaalbeek) ontworpen.
In 1977 vertegenwoordigde de St.-Sebastiaansgilde de Bond van schutterijen “Maas en Kempen” op de tweede Europese Koninschieting te Nijmegen, waar Mathieu Janssens de hoofdvogel afschoot en tot Europees Schutterskoning werd uitgeroepen. In Grote-Brogel was de vreugde groot. Ze was echter van korte duur, want op het Oud-Limburgs Schuttersfeest te Niel-As (3 juli 1977) overleed de kersverse Europese koning schielijk. Die pijnlijke gebeurtenis zette uiteraard een domper op het derde Europees Koningschieten, dat op 26-27 mei 1979 in Peer plaats vond.
Eén wens van de St.-Sebastiaansgilde was echter nog onvervuld: “Den Ouwen Limburger”. Sinds 1961 waren de schutters van Grote-Brogel reeds 16 keren doorgedrongen tot de finale. Tijdens het Oud-Limburgs-Schuttersfeest te Kinrooi, in juli 1987, werd de lang gekoesterde droom werkelijkheid: de St.-Sebastiaansgilde won het O.L.S. en behaalde bovendien de eerste prijs voor het mooiste historisch geheel. Het was trouwens een bijzonder vruchtbaar jaar, want in Maasmechelen werd de “Wisselbeker Senator Rutten” veroverd en in Kinrooi werd de “Wisselbeker St. Jan Nieuwstadt” gewonnen. Het jaar 1987 werd op 6 september op het 50-jarig Federatiefeest te Venlo, mooi afgerond met een schitterende Eerste Korpsprijs in het schieten en een Eerste Prijs voor optocht, houding en historisch geheel.
Eén jaar later, op zondag 3 juli 1988 organiseerde schuttersgilde Sint-Sebastiaan op grootse wijze het O.L.S. en legde de basis voor een onvergetelijk schuttersfeest.
Op 19 september 1999 wisten onze dames schutters de hoofdvogel af te schieten op het Limburgs Dames Schuttersfeest te St. Huibrechts-Lille en hiermee gepaard gaand organiseerden we op 17 september 2000 in Grote-Brogel dit L.D.S.
Eén wens van de St.-Sebastiaansgilde was echter nog onvervuld: “Den Ouwen Limburger”. Sinds 1961 waren de schutters van Grote-Brogel reeds 16 keren doorgedrongen tot de finale. Tijdens het Oud-Limburgs-Schuttersfeest te Kinrooi, in juli 1987, werd de lang gekoesterde droom werkelijkheid: de St.-Sebastiaansgilde won het O.L.S. en behaalde bovendien de eerste prijs voor het mooiste historisch geheel. Het was trouwens een bijzonder vruchtbaar jaar, want in Maasmechelen werd de “Wisselbeker Senator Rutten” veroverd en in Kinrooi werd de “Wisselbeker St. Jan Nieuwstadt” gewonnen. Het jaar 1987 werd op 6 september op het 50-jarig Federatiefeest te Venlo, mooi afgerond met een schitterende Eerste Korpsprijs in het schieten en een Eerste Prijs voor optocht, houding en historisch geheel.
Eén jaar later, op zondag 3 juli 1988 organiseerde schuttersgilde Sint-Sebastiaan op grootse wijze het O.L.S. en legde de basis voor een onvergetelijk schuttersfeest.
Op 19 september 1999 wisten onze dames schutters de hoofdvogel af te schieten op het Limburgs Dames Schuttersfeest te St. Huibrechts-Lille en hiermee gepaard gaand organiseerden we op 17 september 2000 in Grote-Brogel dit L.D.S.
Momenteel bestaat onze gilde uit 45 gekostumeerde leden. Wat men vandaag van de middeleeuwse gilden heeft overgehouden is vooral het woord “broederschap”, wat duidt op samenhorigheid, trouw, hulpvaardigheid en kameraadschap. Maar ook folklore, presentatie en traditie zijn uitgesproken kenmerken van onze Gilde. Een Gilde die gegroeid is binnen een dorp en zo een culturele bijdrage levert aan onze gemeenschap. Een Gilde die deel uitmaakt van het cultuurpatrimonium in Peer. Een gilde waar elke Perenaar terecht fier op mag zijn!
GROTE-BROGEL
Menig Brogelaar heeft zich zeker reeds de vraag gesteld: "Hoe is men er ooit toe gekomen ons dorp Brogel te dopen?"
Brogel is gevormd uit een zeer oude stam: "Brogilus' en Broilim". In de tijd van Karel de Grote bestond reeds "Brogilus", en thans vinden we nog deze stam in de meeste Romaanse talen. In het Duits vindt men "Bruel", in het Nederlands ook wel "Briel". Deze naam werd desrtijds gegeven aan de plaats die min of meer vochtig was een waarop gras en bosjes groeiden. Voor vele stukken grond moet dit vroeger waar geweest zijn. Op dit ogenblik zou men onze gemeente moeilijk nog een dergelijke naam kunnen geven. In de geschiedenis vinden we deze naam op alle mogelijke manieren geschreven. Aanvankelijk "Brogel", dan "Brogele" of "Broggel", dan "Brughel". In 1635 "Breughel"; in 1638 Brogel, en later weer Breugel. Eigenaardig is dat in sommige dialecten van aangrenzende dorpen de meeste dezer namen nu nog worden gebruikt.
Er bestaan geen oude geschreven documenten of historische vondsten van voor 1100 waaruit blijkt hoe Grote-Brogel kan ontstaan zijn. Op grond van de namenstudie mogen we zeggen dat de eerste of oudste bewoners zich in het gehucht Erpekom vestigden. De naam Erpekom is ontstaan uit Erpaingen-Heim, wat woonplaats (heem) van de afstammelingen (=ingen) van Erpa betekent. Erpekom is altijd en vrij zelfstandig en belangrijk gehucht van Grote-Brogel gebleven.
Brogel is gevormd uit een zeer oude stam: "Brogilus' en Broilim". In de tijd van Karel de Grote bestond reeds "Brogilus", en thans vinden we nog deze stam in de meeste Romaanse talen. In het Duits vindt men "Bruel", in het Nederlands ook wel "Briel". Deze naam werd desrtijds gegeven aan de plaats die min of meer vochtig was een waarop gras en bosjes groeiden. Voor vele stukken grond moet dit vroeger waar geweest zijn. Op dit ogenblik zou men onze gemeente moeilijk nog een dergelijke naam kunnen geven. In de geschiedenis vinden we deze naam op alle mogelijke manieren geschreven. Aanvankelijk "Brogel", dan "Brogele" of "Broggel", dan "Brughel". In 1635 "Breughel"; in 1638 Brogel, en later weer Breugel. Eigenaardig is dat in sommige dialecten van aangrenzende dorpen de meeste dezer namen nu nog worden gebruikt.
Er bestaan geen oude geschreven documenten of historische vondsten van voor 1100 waaruit blijkt hoe Grote-Brogel kan ontstaan zijn. Op grond van de namenstudie mogen we zeggen dat de eerste of oudste bewoners zich in het gehucht Erpekom vestigden. De naam Erpekom is ontstaan uit Erpaingen-Heim, wat woonplaats (heem) van de afstammelingen (=ingen) van Erpa betekent. Erpekom is altijd en vrij zelfstandig en belangrijk gehucht van Grote-Brogel gebleven.
Een tweede vage aanduiding over het verleden van Grote-Brogel lezen we in de VITA TRUDONIS. Waarschijnlijk behoorde Grote-Brogel bij het gebied “Ochinsala” in de Kempen, dat Pepijn van Herstal (+714) bij het graf van St.-Trudo aan diens abdij schonk. Ochinsala staat voor Eksel, maar de parochies Peer, Wijchmaal en Grote-Brogel hebben evenals Eksel, St.-Trudo als patroonheilige, wat erop kan wijzen dat deze parochies samen één gebied uitmaakten.
Mogelijk was er in Brogel in de twaalfde eeuw reeds een kapel of kerkske, zoals er een was in Erpecom en Ellicom. De doopvont die thans in onze kerk staat, en die bij het afbreken van de oude kerk in 1896 gevonden werd onder de preekstoel, dateert reeds uit de twaalfde eeuw, wat ons laat vermoeden dat toen reeds een kerk of kapel bestond. In die tijd kwamen de tienden van Brogel en Erpecom toe aan de abdij van Sint-Truiden. Deze bedroegen in 1263 dertien mudden rogge.
Ook in de latere tijden blijft de geschiedenis van Grote-Brogel vaag, want zowel als onderdeeltje van het Graafschap Loon (tot 1366) al van het Prinsbisdom Luik bleef het tot aan de Franse Revolutie (1789) een bescheiden leengoed, dat van de ene adellijke familie naar de andere overging en steeds gedwee zijn “belastingen” aan de heer betaalde op visvijvers, jacht, molens, bossen, koren enz… Nergens in de archieven zijn er sporen van weigering van betaling of van een blijde inkomst van de één of andere (nieuwe) heer te vinden.
Hoe de gewone mens in de vroege middeleeuwen geleefd heeft, weten we niet. Dank zij de bijenteelt en de bewerking van vlas en wol, ontstond er in de 14e en 15e eeuw toch enige welstand in Grote-Brogel. Het vlas leverde niet enkel laken, maar ook olie, waarbij de Slagmolen op de grens met Ellikom op de Aa-Beek later een belangrijke rol speelde. Grote-Brogel kocht in 1402 het poorterschap van Hasselt, bouwde in de 15e en 16e eeuw een grote kerk en aanvaardde ca 1527 een controle te Beringen op handelsprodukten die hoofdzakelijk naar Antwerpen uitgevoerd werden. Het is ook in deze tijd dat de bevolking behoorlijk toenam en dat de oudste boerderijen die we nu nog kennen bestaansrecht kregen. Zij kregen meestal de namen van de gevestigde families uit het dorp.
De belangrijkste boerderijen uit die tijd zijn: de Waart (1338), de Naopen (1487), den Ekselmans (1470), de Giêses (1452), de Brooks (1942), den Ties (1488), de Pestrie (1496), de Nouwe(n) (1480-Laar), de Kone(n) (1502), den Thele(n) (1515), de Bette(n) (1504), de Benthof (1533), de Vaos (1534), de Steve(n)s (1536), de Riemer (1504), de Nieze(n) (1509), den Ouwewiêr (1547).
Andere bekende boerderijen ontstonden later: den Ooivaarsnest (1619), de Schoute(n) (1735), de Zavel (1612), de Jongeman (1688), de Kiê (1688–Erpekom),
De Kreikes (1636), de Leissen(n) (1619), de Loeners (1610), de Kiepers (1640), den Diêks (1626), den Donks (1609), de Grone(n) (1611), den Hove(n) (1684), enz…
Vanaf het einde van de 16de eeuw kende Grote-Brogel weer zwarte tijden, veelal ten gevolge van plunderingen door legers en bendes ten tijde van de godsdiensttwisten. Het Prinsbisdom Luik huldigde een gedwongen neutraliteit en kleinere steden zoals Bree en Peer konden met jenever en bier voorbijtrekkende troepen buiten de eigen muren houden ten nadele van de omliggende dorpen die ondanks het oprichten van schansen zoals op het Lobroek (1624) weinig verhaal hadden tegen dit geweld. Uit deze tijd van verdediging stamt waarschijnlijk ook het ontstaan van de schutterij. Tal van wevers weken ook uit naar de steden en de invoer van Engelse wol maakte de afgang compleet.
Mogelijk was er in Brogel in de twaalfde eeuw reeds een kapel of kerkske, zoals er een was in Erpecom en Ellicom. De doopvont die thans in onze kerk staat, en die bij het afbreken van de oude kerk in 1896 gevonden werd onder de preekstoel, dateert reeds uit de twaalfde eeuw, wat ons laat vermoeden dat toen reeds een kerk of kapel bestond. In die tijd kwamen de tienden van Brogel en Erpecom toe aan de abdij van Sint-Truiden. Deze bedroegen in 1263 dertien mudden rogge.
Ook in de latere tijden blijft de geschiedenis van Grote-Brogel vaag, want zowel als onderdeeltje van het Graafschap Loon (tot 1366) al van het Prinsbisdom Luik bleef het tot aan de Franse Revolutie (1789) een bescheiden leengoed, dat van de ene adellijke familie naar de andere overging en steeds gedwee zijn “belastingen” aan de heer betaalde op visvijvers, jacht, molens, bossen, koren enz… Nergens in de archieven zijn er sporen van weigering van betaling of van een blijde inkomst van de één of andere (nieuwe) heer te vinden.
Hoe de gewone mens in de vroege middeleeuwen geleefd heeft, weten we niet. Dank zij de bijenteelt en de bewerking van vlas en wol, ontstond er in de 14e en 15e eeuw toch enige welstand in Grote-Brogel. Het vlas leverde niet enkel laken, maar ook olie, waarbij de Slagmolen op de grens met Ellikom op de Aa-Beek later een belangrijke rol speelde. Grote-Brogel kocht in 1402 het poorterschap van Hasselt, bouwde in de 15e en 16e eeuw een grote kerk en aanvaardde ca 1527 een controle te Beringen op handelsprodukten die hoofdzakelijk naar Antwerpen uitgevoerd werden. Het is ook in deze tijd dat de bevolking behoorlijk toenam en dat de oudste boerderijen die we nu nog kennen bestaansrecht kregen. Zij kregen meestal de namen van de gevestigde families uit het dorp.
De belangrijkste boerderijen uit die tijd zijn: de Waart (1338), de Naopen (1487), den Ekselmans (1470), de Giêses (1452), de Brooks (1942), den Ties (1488), de Pestrie (1496), de Nouwe(n) (1480-Laar), de Kone(n) (1502), den Thele(n) (1515), de Bette(n) (1504), de Benthof (1533), de Vaos (1534), de Steve(n)s (1536), de Riemer (1504), de Nieze(n) (1509), den Ouwewiêr (1547).
Andere bekende boerderijen ontstonden later: den Ooivaarsnest (1619), de Schoute(n) (1735), de Zavel (1612), de Jongeman (1688), de Kiê (1688–Erpekom),
De Kreikes (1636), de Leissen(n) (1619), de Loeners (1610), de Kiepers (1640), den Diêks (1626), den Donks (1609), de Grone(n) (1611), den Hove(n) (1684), enz…
Vanaf het einde van de 16de eeuw kende Grote-Brogel weer zwarte tijden, veelal ten gevolge van plunderingen door legers en bendes ten tijde van de godsdiensttwisten. Het Prinsbisdom Luik huldigde een gedwongen neutraliteit en kleinere steden zoals Bree en Peer konden met jenever en bier voorbijtrekkende troepen buiten de eigen muren houden ten nadele van de omliggende dorpen die ondanks het oprichten van schansen zoals op het Lobroek (1624) weinig verhaal hadden tegen dit geweld. Uit deze tijd van verdediging stamt waarschijnlijk ook het ontstaan van de schutterij. Tal van wevers weken ook uit naar de steden en de invoer van Engelse wol maakte de afgang compleet.
Qua historische gebouwen is Grote-Brogel ook niet rijk. Buiten de huizen en boerderijen werd er niet veel gebouwd in de loop der tijden. Zeer merkwaardig is het oude kerkje van Erpekom (thans in Bokrijk), dat rond 1100 (?) uit veldsteen opgetrokken werd en in ca. 1600 een bakstenen toren kreeg. Rond het kerkje lag aanvankelijk een kerkhof. Merkwaardige boerderijen waren de Waart als versterkte boerderij en de Ooievaarsnest, volgens de volksmond het geboortehuis van de schilder Pieter Breughel. De” Oude Hoeve” op het Laar zou door de geboorte van deze grote schilder de naam Ooievaarsnest gekregen hebben. De huidige kerk is van 1887 – 1890, maar de bakstenen toren dateert uit het einde van de 15e eeuw.
Zo schreed de geschiedenis haast onmerkbaar verder in en voor Grote-Brogel. Na de Franse Revolutie bleven Erpekom en Grote-Brogel een kleine zelfstandige gemeente met een beperkt aantal inwoners: 504 in 1806, 634 in 1840, 1017 in 1925 en 1425 in 1956. Het landelijke karakter bleef lang bewaard en in 1954 waren er nog 140 landbouwers tegenover 100 arbeiders, 10 bedienden en 8 personen met een vrij beroep. Vanzelfsprekend betekende de fusiekoorts in 1976 het einde van Grote-Brogels zelfstandigheid, maar niet van de Brogeler gemeenschap die nog herhaaldelijk in het nieuws kwam, mede door schuttersgilde Sint Sebastiaan. Vandaag de dag is Grote-Brogel een jong dorp dat om en bij de 2800 inwoners telt. |
PATROONHEILIGE
(Latijn: Sebastianus) was een christen uit Milaan, geboren te Narbonne, uit de derde eeuw na Christus. Hij was onder keizer Carinus soldaat en onder keizer Diocletianus leider van de praetoriaanse garde.
Biografie
Sebastiaans ouders waren christenen. Hijzelf bekeerde zich in het geheim, omdat de christenen toen nog door de Romeinen vervolgd werden, en hielp de mensen die leden onder die vervolgingen. Als soldaat onder Diocletianus zou hij wonderen hebben verricht en hield hij lange redevoeringen. Hij wist de tweeling Marcus en Marcelianus te overreden de marteldood vooral toch te sterven.
Hij viel hierdoor in ongenade bij de keizer, nadat die ontdekte dat hij christen was. Soldaten arresteerden hem en doorzeefden hem op het Marsveld met pijlen. Volgens een ander verhaal werd hij naakt aan een boom of paal gebonden.
De heilige Irene, weduwe van de martelaar Castulus, wilde hem begraven maar merkte dat hij nog leefde. Ze nam hem mee naar huis en lapte hem op. Enkele dagen later stond Sebastianus op de trappen van de tempel van Sol Invictus om de twee keizers te wijzen op hun onrechtvaardig optreden tegen de christenen. Opnieuw werd hij gearresteerd en in het Circus van Rome doodgeknuppeld; zijn lichaam werd in de Cloaca Maxima (riool) gegooid. De Heilige Lucina (een ander verhaal zegt dat het Irene was) viste zijn resten op uit de drek, waste het lichaam en begroef hem in de catacomben aan de Via Appia, bij de toenmalige apostelbasiliek, op de plaats waar nu de basiliek van Sint-Sebastiaan buiten de Muren staat.
Hij viel hierdoor in ongenade bij de keizer, nadat die ontdekte dat hij christen was. Soldaten arresteerden hem en doorzeefden hem op het Marsveld met pijlen. Volgens een ander verhaal werd hij naakt aan een boom of paal gebonden.
De heilige Irene, weduwe van de martelaar Castulus, wilde hem begraven maar merkte dat hij nog leefde. Ze nam hem mee naar huis en lapte hem op. Enkele dagen later stond Sebastianus op de trappen van de tempel van Sol Invictus om de twee keizers te wijzen op hun onrechtvaardig optreden tegen de christenen. Opnieuw werd hij gearresteerd en in het Circus van Rome doodgeknuppeld; zijn lichaam werd in de Cloaca Maxima (riool) gegooid. De Heilige Lucina (een ander verhaal zegt dat het Irene was) viste zijn resten op uit de drek, waste het lichaam en begroef hem in de catacomben aan de Via Appia, bij de toenmalige apostelbasiliek, op de plaats waar nu de basiliek van Sint-Sebastiaan buiten de Muren staat.
Patroon- en beschermheilige
In de 9e eeuw werd Sebastiaan patroon van de apostelbasiliek. Zijn lichaam lag later in een zijkapel van de basiliek. Hij werd al vroeg vereerd in West-Europa.
Sint-Sebastiaan is de beschermheilige van onder andere de (boog-)schutters (veel schutterijen dragen zijn naam), soldaten, jagers, steenhouwers, tuiniers, kleermakers en brandweerlieden Verder was hij één van de zes pestheiligen, kinderen kregen zijn naam om onder andere pest, lepra, zweren en andere ziektes af te weren. Naamdag en merkeldag Zijn naamdag is 20 januari, de dag waarop hij stierf in het jaar 288. Deze dag is tevens een merkeldag waarop de volgende weerspreuk van toepassing is: Vriezen op Sint-Sebastiaan, is op Lichtmis gedaan. |